Iedere vastgoedeigenaar en huurder/gebruiker van onroerende zaken betaalt OZB aan de gemeente. De hoogte hangt af van twee factoren: het gemeentelijke OZB-tarief en de door de gemeente bepaalde waarde van het pand, de WOZ. De hoogte van de aanslag is de WOZ, vermenigvuldigd met het gemeentelijke OZB-tarief.
Het staat gemeenten per 1 januari 2019 vrij om de WOZ-belasting voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere instellingen van sociaal belang onder het tarief van woningen te laten vallen en daarmee komt de belasting lager uit. Dit is geen verplichting; iedere gemeente kan zelf bepalen wel of niet dit het gunstiger tarief voor gemeenschapsaccommodaties te laten gelden.
Samen met de LSA stelden we een conceptbrief op die eigenaren, huurders en gebruikers van gemeenschapsaccommodaties kunnen sturen naar hun gemeente (gemeenteraad en het College van B&W).